Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE0707

Datum uitspraak2002-03-27
Datum gepubliceerd2002-03-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200104654/1
Statusgepubliceerd


Uitspraak

200104654/1. Datum uitspraak: 27 maart 2002. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], appellanten, en burgemeester en wethouders van Veldhoven, verweerders. 1. Procesverloop Bij besluit van 7 augustus 2001 hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan appellanten een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een agrarisch bedrijf met een fok- en africhtingshal voor paarden, pensionstal voor paarden en een vleesstierenhouderij gelegen op het perceel [lokatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Veldhoven, sectie […], nummers […] en […]. Dit aangehechte besluit is op 9 augustus 2001 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 13 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 17 september 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 27 november 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. E.A.M. Leenaerts, gemachtigde, en verweerders, vertegenwoordigd door mr. S.M. Brand-Borghaerts en ing. E. Bergmeester, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Voor de inrichting is eerder op 19 oktober 1993 krachtens de Wet milieubeheer een oprichtingsvergunning verleend. 2.2. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt. Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt verweerders een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten. 2.3. Appellanten, drijvers van de inrichting, kunnen zich niet verenigen met de in voorschrift 8.1.2 gestelde geluidgrenswaarden voor het maximale geluidniveau aangezien deze waarden strenger zijn dan de geluidgrenswaarden die aan de onderliggende vergunning waren verbonden. De bedrijfsvoering wordt hierdoor onnodig belemmerd, aldus appellanten. 2.3.1. Verweerders zijn bij de beoordeling van de van de inrichting te duchten geluidhinder uitgegaan van de circulaire Industrielawaai (hierna: de circulaire). Ter voorkoming dan wel beperking van geluidhinder hebben verweerders voorschriften aan de vergunning verbonden. Ingevolge voorschrift 8.1.2 mag het maximale geluidniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten in de representatieve bedrijfssituatie, ter plaatse van de gevel van de dichtstbijgelegen woning van derden en voor het overige op 50 meter van de grens van de inrichting niet meer bedragen dan: - 50 dB(A) op 1,5 meter hoogte in de uren gelegen tussen 07.00 en 19.00 uur; - 45 dB(A) op 5 meter hoogte in de uren gelegen tussen 19.00 en 23.00 uur; - 40 dB(A) op 5 meter hoogte in de uren gelegen tussen 23.00 en 07.00 uur. 2.3.2. Niet in geschil is dat de in voorschrift 8.1.2. opgenomen geluidgrenswaarden strenger zijn dan de geluidgrenswaarden die aan de onderliggende vergunning waren verbonden. Naar aanleiding van de door appellanten tegen het ontwerp-besluit ingebrachte bedenkingen hebben verweerders in het bestreden besluit overwogen dat zij de aan de onderliggende vergunning verbonden geluidgrenswaarden voor het maximale geluidniveau te weten 70, 65 en 60 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode, ook aan de bij het bestreden besluit verleende vergunning willen verbinden. De Afdeling stelt vast dat deze geluidgrenswaarden niet afwijken van de grenswaarden die in de circulaire als maximaal aanvaardbaar zijn aangemerkt. Abusievelijk hebben verweerders verzuimd, zoals zij ter zitting hebben erkend, voorschrift 8.1.2 aan te passen. Zij verzoeken de Afdeling dan ook dit voorschrift te vernietigen en zelf in de zaak te voorzien. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit in strijd met het algemeen rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig moet worden genomen. 2.4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd voorzover het voorschrift 8.1.2 betreft. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. 2.5. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het beroep gegrond; II. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Veldhoven van 7 augustus 2001 voorzover het voorschrift 8.1.2 betreft; III. bepaalt dat het volgende voorschrift in de plaats treedt van het besluit voorzover dit is vernietigd; 8.1.2 Het maximale geluidniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige toestellen en installaties, en door de in de inrichting verrichte werkzaamheden of activiteiten in de representatieve bedrijfssituatie, mag ter plaatse van de gevel van de dichtstbijgelegen woning van derden en voor het overige op 50 meter van de grens van de inrichting niet meer bedragen dan: - 70 dB(A) op 1,5 meter hoogte in de uren gelegen tussen 07.00 en 19.00 uur; - 65 dB(A) op 5 meter hoogte in de uren gelegen tussen 19.00 en 23.00 uur; - 60 dB(A) op 5 meter hoogte in de uren gelegen tussen 23.00 en 07.00 uur. IV. veroordeelt burgemeester en wethouders van Veldhoven in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Veldhoven te worden betaald aan appellanten; V. gelast dat de gemeente Veldhoven aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 102,10) vergoedt. Aldus vastgesteld door drs. E.L. Berg, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Beurmanjer-de Lange, ambtenaar van Staat. w.g. Berg w.g. Beurmanjer-de Lange Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2002. 241-307. Verzonden: Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,